Op tocht naar Rome: de Via Francigena
Op deze eeuwenoude pelgrimsweg, ooit gemaakt door een middeleeuwse monnik SIgeric die er een reisverslag over maakte, trekt priester Nikolaas nu al een vijftal jaar op weg naar Rome, de eeuwige stad. Het begint allemaal met een blik door het raam op een treinreis die de streek van Noord-Frankrijk doorkruiste en waar hij opmerkt hoe mooi het er is. Na wat opzoekingswerk vindt hij de via Francigena en een nieuw hoofdstuk in zijn leven is begonnen. Eerst zijn er een aantal jaren waar hij op en af rijdt met de wagen naar het noorden van Frankrijk, of met de trein naar Londen, om dan van Canterbury naar Dover te stappen. Dat gebeurt nog voor de Brexit en dus met weinig administratieve problemen of wachtrijen, God zij dank.
Na de oversteek vanuit Calais, gaat het in verschillende etappes naar Arras in een heuvelachtige streek die een uitloper is van de Vlaamse heuvels. Vandaar zakken we af naar Péronne, waar de Somme ligt te wachten. Vanaf Laon maakt priester Nikolaas andere plannen. Hij huurt er een huisje en trekt dan een week lang vanuit dit hoofdkwartier telkens verder. Zo gaat het over Reims naar Chalons sur Champagne, en zo nog dieper. Daar is hij nu belandt, om bij de volgende etappes richting Besançon te stappen. De tocht zal zo’n 3.000 kilometers bedragen, waarvan er nu ongeveer een derde is afgelegd. Straks wachten nog een stuk door Zwitserland en dan helemaal door Italië.
Hoe doet hij dat allemaal? Wel, via een plooifiets in de wagen rijdt hij naar het startpunt, en stapt het stuk met de plooifiets aan de hand. Hij volgt een pad dat aangeduid is met rood-witte strepen, gekend van de GR-routes. Bij aankomst neemt hij dan de plooifiets en rijdt via de gewone wegen de kortste weg naar het startpunt. Zo komt hij weer bij de wagen om dan naar huis of naar een gehuurde plaats te rijden. En dan de volgende morgen op het aankomstpunt van de vorige dag verder te gaan. Af en toe ontmoet je wel eens mensen voor een babbeltje. Waar ga je naar toe? Waar kom je vandaan? Bredene en Oostende. In Oostende zijn ze vaak al geweest, of ze hebben er van gehoord. Van Bredene niet zo. Maar heel vaak zijn het rustige tochten waar hij gedurende de hele dag niemand ontmoet en de zalige natuur en slapende dorpjes doorkruist. Vossen, buizerds en reeën ritselen weg of vliegen op nadat ze hem eerst monsterend hebben aangekeken. En discrete kerkjes zijn vaak open en bieden een kort moment van bezinning en rust, vaak met fris helder water vanop het kerkhof. Hij ontmoette ook al enkele bronnen, allemaal met een heiligennaam, waar het water uit de grond opwelt en dan in een klein stroompje verder gaat. Hij verlangt nu al naar het volgende stuk dat ik kan afleggen en kan jullie deze tocht – al vraagt ze wel wat organisatorische voorbereiding – zeker aanbevelen. Geniet van enkele foto’s die hij op zijn tochten maakte.
(priester Nikolaas)