Zonneliedkrans: samen op weg naar Pasen – Derde zondag

In 2025 is het Zonnelied van Franciscus van Assisi 800 jaar jong. Gedurende deze acht eeuwen heeft het lied een ontelbare schare aan zowel kunstenaars als religieuze zoekers geïnspireerd.

Franciscus noemt alle schepselen broeder en zuster. Dat is opvallend, en het is ook nieuw. Zo wordt in de middeleeuwen beslist niet aangekeken tegen de schepping. De natuur is eerder een machtige vijand, waar de mens tegen moet vechten, en vaak machteloos staat tegen vernietigende ziekten en natuurrampen. In onze tijd is een andere houding tegenover de natuur sterk aanwezig: de natuur als een object, een instrument, dat we beheersen en ten eigen voordeel gebruiken. Die houding kan tot een ongeremde uitbuiting van de natuur leiden, met alle gevolgen voor natuur en ook mensen. Vanwege deze gevolgen zetten zich ook veel mensen in voor een duurzaam omgaan met de natuur, zodat die ook voor toekomstige generaties behouden blijft. Dit streven naar duurzaamheid kan vanuit dezelfde houding van natuur als object komen: duurzaamheid, opdat we de natuur nog lang zullen kunnen gebruiken. Als Franciscus de hele schepping broeder en zuster noemt, komt dat vanuit een andere houding; een andere verhouding. Niet subject (mens) tegenover object (schepping), maar verbondenheid tussen gelijken: broeders en zusters zijn elkaars gelijken. De relatie is ook niet functioneel, niet op een doel gericht. Ze is er omwille van zichzelf. Broeders en zusters heb je gewoon; je kiest ze niet uit, en je kunt een broeder-/zusterrelatie ook niet beëindigen. De basis voor deze verwantschapsrelatie is voor Franciscus de ene Vader en Schepper in de hemel. Uit die verwantschapsrelatie vloeit ook voort de zorg voor elkaar. Franciscus noemt de aarde in het Zonnelied een zuster/moeder die voor ons zorgt. En daar hoort dan bij dat omgekeerd wij voor onze zuster/moeder zorgen. Niet om nog beter of langer haar vruchten te kunnen gebruiken, maar gewoon omdat zij onze zuster/moeder ís. Daarom past bij Franciscus’ omgang met de aarde het begrip ‘rentmeesterschap’ minder goed. ‘Rentmeesterschap’ is een verantwoordelijkheid t.a.v. een object. Het begrip ‘zorg’ past beter, omdat het een relationeel begrip is.

Foto: Zonnelied, Anne-Marie van der Wilt (glas mozaïek op hout)

Naar aanleiding van deze verjaardag laten we ons tijdens deze veertigdagentijd leiden door de 10 strofes van dit loflied. Van Aswoensdag tot Pasen leggen we u een strofe voor van het Zonnelied. We maken het even stil en leggen die strofe op ons eigen leven. 

“Wees geprezen, mijn Heer, door broeder vuur, door wie Gij voor ons de nacht verlicht. Hij is mooi en vrolijk, stoer en sterk.”

Broeder vuur smeedt harten aaneen: hij is mooi en vrolijk, stoer en sterk. Niets gezelliger dan een winters haardvuur of een zomers kampvuur. De kaars die we aansteken om mensen nabij te zijn is als een waakvlam in ons hart: warmte en licht strijden vastberaden tegen een kille en donkere eenzaamheid. Doorheen broeder vuur weerklinkt ons: ‘ik ben er voor jou!’ net zoals God ons in de brandende braamstruik zijn ‘Ik ben die is’ onthulde. Broeder vuur verteert niet zomaar maar verbindt: een nieuw begin kondigt zich aan, wat in de as is gelegd draagt vruchtbaarheid in zich.
(Ex 3,1-8a,13-15; Luc 13,1-9)

Kolet Janssen schreef speciaal voor het jubeljaar een mooie, hedendaagse versie van het Zonnelied.

Broeder Vuur
Jij gaf ons ook nog broeder vuur, zo sterk en warm.
Zijn vonken geven kracht en laten alles draaien.
Wij warmen ons aan hem en in ons hart
brandt diezelfde vlam, we steken elkaar aan.

Mia Dessein hertaalde het Zonnelied in 2018 op pelgrimsreis in haar eigen woorden: haar tekst inspireert vandaag nog steeds.

Broeder Vuur
Soms zie ik uw aanwezigheid, God,
in broeder Vuur,
in het jawoord van een koppel,
vol passie voor elkaar
in mensen die in vuur en vlam staan
voor wat goed is,
voor wie klein is,
in mensen die het vuur brandend houden
als het donker wordt
in mensen die voor een ander
door het vuur gaan

Lofzang van de Schepselen ‘Het Zonnelied’
Franciscus van Assisi (1225)

De muziek van Sofia Gubaidulina is geen muziek die makkelijk in het gehoor ligt en zeker niet muziek die tot achtergrondmuziek dient. Haar compositie van het Zonnelied is muziek die aan dat lied een aparte dimensie geeft, ook al schrijft ze in een toelichting dat de muziek niet ‘ultra-verfijnd, nadrukkelijk gecompliceerd of overdreven pakkend’ zou mogen zijn bij zo’n ‘heilige tekst’.

Dat haar werk die aparte dimensie krijgt, komt vooral doordat ze de cello – en ook wel het slagwerk – tussen en in de stukken waar het koor de tekst van Franciscus zingt (of beter: reciteert) op een prachtige manier uitdrukking laat geven aan waar die teksten over gaan.

In een uitvoering door cellist Mstislav Rostropovich, voor wie Sofia Gubaidulina dit Zonnelied ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag gecomponeerd heeft, klinken dan ook alle schakeringen en kleuringen van emoties. Het luisteren naar deze muziek kan dan ook een geestelijk oefening zijn, mede dankzij die mooie en diepzinnige overeenkomst tussen muziek en tekst.

Sofia Gubaidulina: The Canticle of the Sun: IV. Laudato si, mi Signore, per sora luna e le stelle

  1. Allerhoogste, almachtige, goede Heer,
    van U zijn de lof, de roem, de eer en alle zegen.
  2. U alleen, Allerhoogste, komen zij toe
    en geen mens is waardig uw naam te noemen.
  3. Wees geprezen, mijn Heer met al uw schepselen,
    vooral door mijnheer broeder zon,
    die de dag is en door wie Gij ons verlicht.
  4. En hij is mooi en straalt met grote pracht;
    van U, Allerhoogste, draagt hij het teken.
  5. Wees geprezen, mijn Heer, door zuster maan en de sterren.
    Aan de hemel hebt Gij ze gevormd, helder en kostbaar en mooi.
  6. Wees geprezen, mijn Heer, door broeder wind
    en door de lucht, bewolkt of helder, en ieder jaargetijde,
    door wie Gij het leven van uw schepselen onderhoudt.
  7. Wees geprezen, mijn Heer, door zuster water,
    die heel nuttig is en nederig, kostbaar en kuis.
  1. Wees geprezen, mijn Heer, door broeder vuur,
    door wie Gij voor ons de nacht verlicht;
    en hij is mooi en vrolijk, stoer en sterk.
  2. Wees geprezen, mijn Heer, door onze zuster, moeder aarde,
    die ons voedt en leidt,
    en allerlei vruchten voortbrengt, bonte bloemen en planten.
  3. Wees geprezen, mijn Heer, door wie omwille van uw liefde
    vergiffenis schenken, en ziekte en verdrukking dragen.
  4. Gelukkig wie dat dragen in vrede,
    want door U, Allerhoogste, worden zij gekroond.
  5. Wees geprezen, mijn Heer, door onze zuster de lichamelijke dood,
    die geen levend mens kan ontvluchten.
  6. Wee hen die in doodzonde sterven;
    gelukkig wie zij in uw allerheiligste wil vindt,
    want de tweede dood zal hun geen kwaad doen.
  7. Prijs en zegen mijn Heer,
    en dank en dien Hem in grote nederigheid.

(Bron: minderbroedersfranciscanen.net – franciscaansebeweging.nl – theologie.nl)