In 2025 is het Zonnelied van Franciscus van Assisi 800 jaar jong. Gedurende deze acht eeuwen heeft het lied een ontelbare schare aan zowel kunstenaars als religieuze zoekers geïnspireerd.

Franciscus van Assisi is vrijwel blind als hij het loflied op schepping componeert. Het is met een des te meer gelovige blik dat hij de wonderen van de schepping vol dankbaarheid overweegt. In zijn lofzang slaagt hij erin de aanwezigheid van de Schepper te vatten, als degene die betekenis geeft aan al wat is. Alle schepselen zijn voor hem zijn broeders en zusters, omdat zij het werk en de gave zijn van een en dezelfde Auteur, spiegels als het ware van de goddelijke volmaaktheden. Samen vormen zij het koor van de schepping dat God de Schepper lof zingt. God is “de grote Aalmoezenier” die edelmoedigheid en goedheid geeft.
Naar aanleiding van deze verjaardag laten we ons tijdens deze veertigdagentijd leiden door de 10 strofes van dit loflied. Van Aswoensdag tot Pasen leggen we u een strofe voor van het Zonnelied. We maken het even stil en leggen die strofe op ons eigen leven.


“Prijs en zegen mijn Heer, en dank en dien Hem in grote nederigheid.”
Franciscus schreef de laatste strofe als een soort refrein voor heel het Zonnelied. Het woordje ‘nederigheid’ is al te vaak verkeerd begrepen als het zich moeten klein maken en wegcijferen. Meer inspirerend is aan te knopen bij de etymologische wortels van het woordje ‘humilitate’ wat naar humus of aarde verwijst. Nederigheid hertalen we dan ook graag met ‘geaard’ zijn want we vergeten al te vaak dat we van de aarde zijn. Deze vastentijd worden we uitgenodigd om de weg naar binnen te gaan, terug te aarden en aan te knopen bij die fundamentele relatie met zuster, moeder aarde. De weg naar binnen start met het ‘scheuren van je hart’ en met je twee voeten op de grond durven kijken wat daar in het diepst allemaal leeft.
(Joël 2,12-18; Mat 6,1-6.16-18)
Kolet Janssen schreef speciaal voor het jubeljaar een mooie, hedendaagse versie van het Zonnelied.
Als ik stil ben…
Soms, als ik stil ben, weet ik het zeker:
er is Iemand die ons draagt, altijd en overal.
Te groot om een naam te geven misschien,
duizelingwekkend hoog en diep in elk van ons.
Mia Dessein hertaalde het Zonnelied in 2018 op pelgrimsreis in haar eigen woorden: haar tekst inspireert vandaag nog steeds.
Onnoembare God
Onnoembare God,
in Uw Naam is alle vriendschap,
alle verbondenheid,
alle liefde, alle zegeningen,
U komt dit toe
als mens ben ik niet bij machte
Uw Naam te noemen
Lofzang van de Schepselen ‘Het Zonnelied’
Franciscus van Assisi (1225)
We laten u in deze reeks telkens meegenieten van een uitvoering van het Zonnelied. In het onderstaande filmpje spreekt de Italiaan Luigi Maria Corsanico de originele tekst in het Umbrisch uit begeleid door het wondermooie Concerto Grosso Op. 6 No. 8 Adagio van de Italiaanse componist Arcangelo Corelli (1653-1713). Tot u spreekt Franciscus in zijn eigen taal. De vertaling vindt u onder dit filmpje.
- Allerhoogste, almachtige, goede Heer,
van U zijn de lof, de roem, de eer en alle zegen. - U alleen, Allerhoogste, komen zij toe
en geen mens is waardig uw naam te noemen. - Wees geprezen, mijn Heer met al uw schepselen,
vooral door mijnheer broeder zon,
die de dag is en door wie Gij ons verlicht. - En hij is mooi en straalt met grote pracht;
van U, Allerhoogste, draagt hij het teken. - Wees geprezen, mijn Heer, door zuster maan en de sterren.
Aan de hemel hebt Gij ze gevormd, helder en kostbaar en mooi. - Wees geprezen, mijn Heer, door broeder wind
en door de lucht, bewolkt of helder, en ieder jaargetijde,
door wie Gij het leven van uw schepselen onderhoudt. - Wees geprezen, mijn Heer, door zuster water,
die heel nuttig is en nederig, kostbaar en kuis.
- Wees geprezen, mijn Heer, door broeder vuur,
door wie Gij voor ons de nacht verlicht;
en hij is mooi en vrolijk, stoer en sterk. - Wees geprezen, mijn Heer, door onze zuster, moeder aarde,
die ons voedt en leidt,
en allerlei vruchten voortbrengt, bonte bloemen en planten. - Wees geprezen, mijn Heer, door wie omwille van uw liefde
vergiffenis schenken, en ziekte en verdrukking dragen. - Gelukkig wie dat dragen in vrede,
want door U, Allerhoogste, worden zij gekroond. - Wees geprezen, mijn Heer, door onze zuster de lichamelijke dood,
die geen levend mens kan ontvluchten. - Wee hen die in doodzonde sterven;
gelukkig wie zij in uw allerheiligste wil vindt,
want de tweede dood zal hun geen kwaad doen. - Prijs en zegen mijn Heer,
en dank en dien Hem in grote nederigheid.
(Bron: minderbroedersfranciscanen.net)