Oorlogsgetuigenis leert ons dat elke oorlog verschrikkelijk is
Naar aanleiding van meer dan een jaar oorlog in Oekraïne stuurde Xavier ons deze getuigenis door, opgetekend door een familielid in 1944. Het is de letterlijke weergave van een schrijfsel van een 14-jarige over een verschrikkelijke ervaring tijdens de tweede wereldoorlog…
“Reeds had men verscheidene bombardementen meegemaakt in Kortrijk: 4 september 1943, 18 maart, 26 maart, 10 mei 1944. In dat grote bombardement van 26 maart, die zooveel slachtoffers maakte, sliepen vele menschen van rond de gevaarlijke punten op den buiten. We waren weerom eenige weken met rust gelaten, niettegenstaande de groote formaties engelsche vliegers ons stedeken doorkruisten. Er kwam toch zooveel vervoer per spoorweg van den vijand die Frankrijk op trok, dat we vreesden voor weldra een nieuw bombardement.
In den nacht van 20 op 21 juli, terwijl iedereen rustig sliep, hoorde men almeteens de sirène loeien; dat is zoo gruwelijk in den nacht. Seffens daarna een geronk van veel vliegers die ons een eigenaardig voorgevoelen gaf. In ons huis was moeder seffens op, (vader was op dienst in ’t arsenaal der brandweer). Ze wekte ons in allerhaast : “Gauw jongens den kelder in, er hangen lichtpotten.” Met enen sprong in onze pyama waren we beneden, terwijl mijne tante, die beneden sliep, alsook onze kleintjes deze laatste in den kelder droeg. We zaten daar in afwachting, wel beseffende dat er iets verschrikkelijks ging gebeuren. Door de spleten van het kelderraam kwam er een helder licht naar binnen, onzen angst groeide aan, dit duurde wel 10 minuten, terwijl de vliegers van langs om lager kwamen en hun helsch geronk lieten horen. Almeteens zware slagen troffen onze oren, den enen na den anderen, al zwaarder en dichter. We zaten ineengekrompen van schrik, terwijl moeder het ene tientje na het ander las en wij luidop meelazen, tusschenin schietgebeden prevelen, luide roepen om hulp aan O.L.Vr. van Groeninghe. Den enen slag kwam na den anderen, het moesten grote bommen zijn, ons huis daverde op de grondvesten, doch we bleven allen betrekkelijk kalm tot almeteens enen verschrikkelijken slag gevolgd door rinkelen van glas en nog andere brokken vielen: we dachten dat het onze laatste was. We riepen om hulp, we beefden, mijn nichtje schreeuwde, den enen zei “ ’t is gedaan met ons, we zullen levende begraven zijn.” Moeder riep: God zij gedankt, we leven nog: nog eenige bommen in den omtrek, de vliegtuigen verwijderden zich en allen uit den kelder. We dachten dat gansch ons huis ging plat zijn en gelukkiglijk alleenlijk glas gebroken was er te zien. De geburen praten onder elkander gelukkig van nog in leven te zijn, maar hoeveel zaten er nu niet gegraven of dood in hunnen kelder, terwijl wij medelijden voelden met onzen naasten.
We hoorden weerom vliegers opkomen en groene lichten vertoonden zich: zouden ze weer afkomen, fluisterde men. Nog meer lichten vertoonden zich, de vliegers deden zich meer en meer horen en het lopen in den kelder was het signaal van een tweede nakende bombardement. Helaas het was maar al te zwaar. Terwijl de vliegers zoo laag vlogen dat men meende dat ze onze daken gingen meetrekken, zaten we tegen elkaar gedrongen in angstige spanninge, we waren toch zoo bang en zal er weer een bombardement plaats vinden, nu tweemaal na elkaar in denzelfden nacht, was het mogelijk? En waar is vader nu? kreette moeder, leeft hij nog? Bidden we jongens, zegde ze we zijn allen in Gods handen. Al wat God bewaart, is wel bewaard. En opeens gebeurde het: enen geheele ketting van bommen viel, het was zoo akelig, wat hadden we willen uren van ons stadje verwijderd zijn. O God help ons, vergeef ons onze zonden, riepen we. Akte van berouw… we bereidden ons op den dood die ons zeker scheen te zijn. Den enen slag volgde den anderen, al grooter en zwaarder, onze kelder zal ons graf zijn, dacht moeder (maar ze sprak het niet uit, later vertelde ze het ons). Altijd maar bidden, meer roepende dan bidden, moeder las ook voor vader: Heer bescherm hem; we omstengelden elkander, om alzoo nauwer omringd te zijn… in den dood. Altijd maar grove slagen, ons huis daverde, de eene klaarte na den andere verlichtte onze kelder, wat verschrikkelijke oogenblikken, hoeveel menschenlevens waren er niet ieder stond geëischt? Onze Lieve Vrouw van Groeninghe help ons, het zal niet gezegd zijn dat men u tevergeefs heeft aangeroepen; onze keel werd zoo droog, we waren allen zoo aardig, ging dat nog lang duren, de kleinsten schreeuwden, de groote weenden, het kon toch niet lang meer duren, met onze zakdoeken in het water gedrenkt, slokten we wat water naar binnen. Na groote tien minuten alzoo doorgebracht te hebben, verminderden de slagen, langzaam verwijderden zich de vliegers. Zou men er toch nog levend uitgeraken?
Eindelijk alles stil. De groote gingen eerst buiten, dan den enen na de anderen. Ons gebuurte had niet geleden, ene fabriek 50 m. van ’t onzend was door een bom getroffen, verscheiden andere zijn in den omtrek gevallen.
Eerst en vooral naar het mariakapelleken om onze goede moeder te bedanken voor haar zichtbare hulp. Stillekens aan kwamen er geruchten over het gebeurde: de statie plat, de koeimarkt, de wijngaardstraat, het heeft er verschrikkelijk aan toe gegaan. Langs alle kanten riep men: ons gebuurte is gespaard gebleven. Die nacht hebben we geen oog meer dicht gedaan. Men kwam ons zeggen dat vader nog in leven was, wat een gelukkig oogenblik. Hij was reeds op de bres om te helpen blusschen die in lichtelaai stonden. Nooit zullen we die nacht vergeten…”
Op de website www.kortrijk.be vinden we terug dat Kortrijk op 2 september 1944 praktisch volledig ontruimd was door de Duitsers en dat 5 dagen later de inname door de Britten een feit was.
(Xavier V.)
—————————————————————————
HIERBIJ FOTO-494 (beelbank Halewijn) @ Hans Medart
—————————————————————————
———————————————————————————-
HIERBIJ FOTO-349 (beelbank Halewijn) @ Danny Maenhout
———————————————————————————-