Vierde zondag van de advent
“Gods droom leven”
Ook de vierde week blijven we werken aan de droom van God. Zelfs de kleinsten worden geroepen. Je hoeft niet van hoge komaf te zijn om kostbaar te zijn in Gods ogen. Hij is onze hoop in uitzichtloze en onleefbare situaties, Hij wil vreugde brengen en veiligheid geven. We mogen ons gedragen weten en we mogen geloven in onze eigen kracht om mee te werken aan Gods droom. Vanuit die droom zijn we geroepen om goed te doen, om een teken van hoop te zijn, om het aangezicht van de wereld te veranderen, om onleefbare omstandigheden leefbaar te maken voor iedereen. Doe maar…
Maria ontmoet haar nicht Elisabet. Vervuld van de heilige Geest begint Maria Elisabet geluk te wensen. Zij geeft een getuigenis van haar geloof in het wonder dat zich voltrekt. Geloven vraagt ook van ons: durven verwachten dat er iets nieuws kan gebeuren in wat, menselijkerwijze gezien, onmogelijk is. Geloven is durven hopen dat een nieuw leven, een nieuwe liefde mogelijk is te midden van en ondanks de veroudering, de sleet, de verstarring of het ongeloof.
Onleefbaar!
Wie op straat slaapt, is letterlijk dakloos. Maar ook mensen die noodgedwongen bij vrienden of familie logeren, in niet-geschikte woonruimtes wonen, of geen vaste verblijfplaats hebben, ondervinden allerlei problemen. We noemen hen dan ook ‘thuisloos’. Dak- en thuisloosheid zijn niet alleen een schending van het recht op wonen, het zorgt er ook voor dat andere rechten niet gegarandeerd worden. Veel hangt immers af van je adres. In zo’n mensonwaardige omstandigheden leven, treft de persoon op alle levensdomeinen tegelijk: werk en gezinsleven, cultuur, gezondheid, sociale relaties en politiek burgerschap.
“Toen werd mijn asielaanvraag afgekeurd. Ik had geen woning, ik had niets, geen loon, geen werk. Als ik naar werk zoek, dan moet ik zwart werk doen want ik mag niet werken. Ik mag niets doen. Dan moet je maar op straat gaan leven, je krijgt geen leefloon of hulp meer. Op dat moment woonde ik altijd ergens anders bij vrienden. Om de paar dagen bij iemand. Ik vind dat onmenselijk.’
(een Irakese niet-erkende vluchteling)
Wat deze mensen nodig hebben, is niet in de eerste plaats soep, dekens, koffie of zelfs begeleiding. Wat ze nodig hebben is een eigen stek. Een woning die voldoet aan hun gezinssituatie en een vertrekbasis om te leven. Eerst een woning, dan de rest.
Wat betekent dit voor ons denken en doen? Welk beeld hebben we van wie aan de onderkant moet overleven, van landgenoten zonder wettig verblijf, arme reizigers uit Nazareth… “want er was voor hen nergens een plaats om te slapen” (Lc 2,7)?
Doe maar!
Een groot project vraagt om een plan.
Dat hebben we geleerd, daar wordt op aangedrongen.
Een grondige studie van voors en tegens;
een kosten-baten analyse, en liefst zeer uitgebreid.
Voor dat de eerste nagel wordt geklopt,
de eerste brik wordt ingemetseld,
zijn er dagen en nachten van gepieker,
uren gepalaver aan vooraf gegaan.
Toch heb ik het vreemd en onbestemd gevoel,
dat dit alles van mineur belang is.
Eerst zal- ook voor die projecten- een andere vraag op tafel moeten komen:
die van de horizon, het verre doel.
Hoe helpen we de mensheid verder?
Hoe brengen we menswaardigheid wat dichterbij?
Van welke droom worden we warm vanbinnen?
Hoe zorgen we dat heel de mensheid redding vindt?
De vragen zijn te groot voor mensenhanden,
te groot, ook voor ‘t knapste verstand.
Je kan ze negeren, al die grote vragen, – we stellen ze eenvoudig niet –
of je kan ze toevertrouwen aan wat mensen overstijgt.
En zo komen we bij God uit,
Hij die, de piet-te-peuterig-heid voorbij,
alléén grote plannen heeft met mensen,
troost en redding wil voor ieder ander.
Hij die de grote plannen met ons realiseren wil,
en die zo ook Maria aansprak, zij die ‘ja’ zei, onverhoeds,
zij die, op haar beurt, ook ons nu aanspreekt:
‘Doe maar!’ Doe maar wat Hij u zeggen zal.
(Kris Buckinx, WZZ 2021)
Lied: Maria, had je door… (Sela)
Maria, had je door dat jouw baby ooit zou wandelen op water?
Maria, had je door dat jouw baby ooit de mensheid vrij zou maken?
Kon jij al zien hoe jouw eigen zoon je hart vernieuwen zou?
Jij schonk dit kind het leven en Hij schenkt het weer aan jou.
Maria, had je door dat jouw baby ooit de blinden zou genezen?
Maria, had je door hoe jouw baby ooit de stormen zou bevelen?
Kon jij al zien hoe jouw eigen zoon de hemel in zich draagt?
Jouw kus op Jezus’ wangen is een kus op Gods gelaat.
Kon je het al zien?
De blinde ziet, de dove hoort, de doden leven op.
De lamme springt en alles zingt: alle eer aan God!
Maria, had je door dat jouw baby ooit de schepping zag beginnen?
Maria, had je door dat jouw baby ooit de wereld terug zal winnen?
Kon jij al zien hoe die dag zal zijn: jouw zoon als lam van God?
De baby in je armen is waarlijk God met ons.
Oorspronkelijke titel: Mary did you know, tekst: Mark Lowry muziek: Buddy Greene, Nederlandse tekst: Roeland Smith. © 1991 Word Music/Rufus Music (adm. by Smallstonemediasongs.com)
Omslagfoto: Johan Vervaeke