Feest van de H. Antonius van Padua
N.a.v. de feestdag van de H. Antonius van Padua op zondag 13 juni en de jaarlijkse vissersmis, waar we onze overleden vissers gedenken) vroegen we aan Leo Coulier om over de patroonheilige van de St.-Antoniuskerk eens een artikeltje te maken. Wij zijn hem heel dankbaar en plaatsen het hieronder.
Antonius van Padua
Als corona het land niet regeert is het op 13 juni (of de eerste zondag na 13 juni) altijd kermis op de Vuurtorenwijk: op kermiszondag is er de vissersmis in de kerk, foorkramen vullen het kerkplein, de handelaarsbond organiseert een braderie, het Davidsfonds een fototentoonstelling, de KWB een dauwtrip, de Wereldwinkel een ontbijt, het zaalcomité een bar- en eettent aan Zaal Vuurtoren… en de Werkgroep Vuurtoren coördineert dit alles. Maar niets van dit alles vorig jaar, en dit jaar evenmin. Corona! (n.v.d.r. we vernemen juist dat alleen de foor wel doorgaat: de foorkramen zullen van 11 tot 20 juni op het St.-Antoniusplein staan)
De aanstichter van al dat leuks in normale jaren is Fernando Martins de Bulhöes, de patroonheilige van de Sint-Antoniusparochie. Hoezo Fernando patroonheilige? Een korte levensschets zal opheldering brengen.
De wieg van onze parochiepatroon stond in 1195 in Lissabon in het huis van een welvarende, adellijke familie. Over zijn jeugdjaren weten we eigenlijk vrijwel niets. Op 15-jarige leeftijd sloot hij zich aan bij de augustijnen in Lissabon, blijkbaar zeer tegen de zin van zijn familie, die voor hem een andere – allicht meer aardse – carrière gedroomd had. In 1212 verhuisde hij naar het moederklooster in Coimbra om niet langer door familieaangelegenheden gestoord te worden in zijn geestelijke ontwikkeling. In Coimbra bracht hij vele uren door in de rijke kloosterbibliotheek met een schat aan theologische en profaan-wetenschappelijke boeken die hij gretig raadpleegde.
Fernando wordt Antonius
Ontstemd door de mistoestanden in het moederklooster verliet hij in de zomer van 1220 de augustijnen en sloot hij zich aan bij de minderbroeders. Door hun radicale beleving van het evangelie beantwoordden deze volgelingen van Franciscus van Assisi immers beter aan zijn idealen.
Bij zijn intrede bij de minderbroeders nam hij de naam Antonius aan, naar de patroon van het huis van de minderbroeders in Coimbra, Antonius Abt, de vader van de woestijnmonniken (beter gekend als “Toontje met zijn varkentje”).
In de winter van 1220 vertrok hij naar Noord-Afrika om er het christelijk geloof te verspreiden onder de moslims, maar kort na zijn aankomst werd hij zo ziek dat hij naar Europa moest teruggebracht worden. Daarop ging hij aan de slag in Frankrijk en Italië. Waarschijnlijk werd hij in 1222 tot priester gewijd. Even later doceerde hij op vraag van Franciscus van Assisi theologie aan zijn medebroeders. In 1227 werd hij benoemd werd tot provinciaal van de minderbroeders in de Romagna, een regio in Noord-Italië, en ging hij in Padua wonen. In 1230 vroeg hij ontslag omdat zijn gezondheidstoestand verslechterde. Hij stierf op 13 juni 1231 en werd enkele maanden later al door paus Gregorius IX heilig verklaard.
Volksdevotie
Het proces van zijn heiligverklaring en de oudste ‘vita’ (levensbeschrijving) van de heilige maken geen melding van wonderen die hij tijdens zijn leven zou verricht hebben, maar toch ontstond er onmiddellijk na zijn overlijden een volksdevotie voor Antonius. In heel wat legendes werd hij als een wonderdoener afgeschilderd. In de legende van de vissen zou Antonius op een dag, toen de gelovigen eens verstek gaven, gepredikt hebben voor de vissen. Deze hoorden aandachtig toe en na de preek “zwommen allen heen onder tekenen der uitbundigste vreugde”. Een ander wonderteken komt voor in de legende van de knielende ezelin. Deze was eigendom van een ketter die niet geloofde in de sacramentele aanwezigheid van Christus in de eucharistie. Nadat Antonius het dier drie dagen had laten uithongeren, zette hij het voer voor evenals een geconsacreerde hostie. De ezelin weigerde het voer en knielde voor de hostie, waarop – moraal van het verhaal – de ketter zich vanzelfsprekend bekeerde. Hij redde ook een moeder die beschuldigd werd van overspel, maar vrijgepleit werd nadat op verzoek van Antonius de pasgeborene zijn echte vader had aangewezen. En het hield niet op: hij redde een jongeling uit de dood, redde een kind uit een put,…
Zo werd Antonius de patroonheilige van de franciscanen, van vrouwen en kinderen, verliefden en echtelieden, armen, bakkers, mijnwerkers, bergbewoners en reizigers. Hij werd aanroepen tegen schipbreuk, de pest en koorts. Ook wie een verloren voorwerp wou terugvinden, kon baat hebben bij een schietgebedje tot de heilige: “Heilige Antonius, beste vrind, maak dat ik mijn … vind” of “Sint Antonius, heilige man maak dat ik mijn … vinden kan”.
Sint-Antonius was dus een man-van-alle-werk. Zijn polyvalentie bleek ook uit enkele weerspreuken waarin hij een rol speelt:
– Is Sint-Antonius nat, dan drinkt de boer zich zat.
– Als Sint-Antoon de zon doet schijnen, ziet de boer zijn zorgen verdwijnen.
– Sint-Antonius schoon en helder, vult het vat en ook de kelder.
De franstaligen zijn het hiermee eens: “Saint-Antoine sec et beau remplit caves et tonneaux”.
Antonius wordt vaak afgebeeld in bruine franciscaner pij met in de hand een lelie (symbool voor maagdelijkheid) en een boek waarop het Christuskind zit. Dat laatste is een allusie naar een legende over zijn laatste levensdagen. Toen hij al ernstig verzwakt was, had hij zich laten overhalen om zich op het landgoed van een bevriende graaf te laten verzorgen. Op een avond zag deze door de kieren van Antonius’ kamertje een zeer fel licht schijnen. Vrezend dat er brand was, gooide hij de deur open en zag daar tot zijn verbijstering Antonius staan met een stralend kind op zijn arm. Toen even later alles weer gewoon was, vroeg Antonius aan zijn vriend hier nooit met iemand over te praten. Dat beloofde de graaf, maar hij achtte zich van die belofte ontslagen na Antonius’ dood.
Naast de lelie is er nog een bloem die met de heilige Antonius in verband gebracht wordt: de hier welbekende teunisbloem. Deze is naar de heilige vernoemd omdat die rond zijn feestdag (13 juni) bloeit.
(Leo Coulier)
afbeelding onder: Brandraam in de St.-Antoniuskerk op de Vuurtorenwijk