Aswoensdag
Op Aswoensdag starten we de vasten met de aloude oproep om terug te keren naar onze oorspronkelijke roeping: een samenleving zijn die God eert door sociale rechtvaardigheid na te streven en te zorgen voor heel de schepping. We verbinden ons opnieuw met God, bevragen onze levensstijl en scherpen onze solidariteit aan.
We delen… gebed – vasten – solidariteit
De profeet Joël roept op ons met hart en ziel te keren naar de Bron waaruit het leven stroomt: een God die zit te popelen om met zijn Geest de aarde te vernieuwen. ‘Keer u om naar Mij met heel uw hart, vastend, wenend en rouwend’. Een oproep om radicaal van koers te veranderen. Jezus verlangt dat de boodschap in stilte rijpt en van binnenuit opborrelt. Tegen de gangbare gewoontes in, roept Jezus op het vasten, het delen en het bidden niet voor het oog van een ander te doen. Het zal zich afspelen in het verborgene van ons hart: enkel gekend door onszelf en door de Hemelse Vader die alles ziet.
De komende vasten willen we solidair zijn met mensen in Colombia, Senegal en Congo. We delen onze gekwetste en gehavende wereld en de angst voor de toekomst. We delen eveneens de dynamiek om in actie te komen. Delen doet goed. We zijn samen Gods volk onderweg!
Moge de vastentijd ons terug oproepen vooruit te gaan, anderen te ontmoeten en een nieuwe vreugde op te zoeken. Dan pas zal Pasen in ons leven een nieuwe kiem gezaaid hebben, een nieuwe te bewonderen bloem, vol kleur, frisheid, weldaad en goedheid.
Vasten, tijd van luxe.
Een jaarlijks cadeau,
veertig dagen wellness.
Herstel van harmonie
met jezelf
met anderen
met de natuur
met God.
Ballast overboord gooien.
Gaan van ‘teveel’ naar ‘genoeg’,
en merken dat daar het feest begint.
Mensen ontmoeten uit Noord en Zuid.
Trekken naar goed land,
waar leven en toekomst is,
voor alle volkeren, onszelf inbegrepen.
En vieren, in de paasnacht
dat dit altijd opnieuw gebeurt:
opstanding tot leven.
En daar de belofte herhalen:
ik beloof
mij ten allen tijde te verzetten,
tegen kwaad en onrecht
om in vrijheid te leven
als volk van God.
(Karel Malfliet)